De kloof tussen traditionele nieuwsmedia en wantrouwers
Als gespannen veren zitten een aantal toehoorders in de zaal, ze wachten op hun kans om de hoofdredacteur van een grote krant het vuur aan de schenen te leggen. De debatavond in hartje Brussel over wantrouwers en afhakers van de traditionele nieuwsmedia brengt een heel divers publiek samen: studenten journalistiek, journalisten, onderzoekers, en algemeen geïnteresseerden.

Ik zie enkele mensen in het publiek instemmend knikken wanneer ik een aantal uitspraken projecteer die we – enkele researchassistenten, onze laatstejaarsstudenten van de opleiding journalistiek van de Erasmushogeschool Brussel en ik – noteerden tijdens 80 interviews met wantrouwers en afhakers. Quotes zoals: “De media eet uit het hand van de politiek omdat ze subsidies krijgen” en “Journalisten zijn geconditioneerd om negatief nieuws te brengen .Dat laat zich makkelijker vangen.”
Onze studenten journalistiek luisteren aandachtig en kijken af en toe wat bedrukt bij het aanhoren van de kritiek op de media. Dit is hun toekomstig werkveld. Ik voeg er voor hen aan toe – en hier is niets verzonnen bij – dat een aantal onderzoekspartners begrip en respect toonden voor journalisten die goed werk leveren ondanks tijdsdruk of andere restricties. Het was de critici meestal niet om de journalisten te doen, wel om de mediasystemen waarbinnen veel journalisten werken. De afhakers of nieuwsmijders hadden minder kritiek op journalisten: zij hebben vooral moeite met de nieuwscriteria die dicteren dat spannend, op problemen gericht, negatief nieuws verkoopt. Het plaatje is genuanceerd, niet alle wantrouwers en nieuwsmijders zijn over één kam te scheren, maar in de loop van de avond raakt de nuance compleet zoek. ‘De avond werd gekaapt’, zullen sommigen me achteraf vertellen. Anderen zullen me komen bedanken dat ik dit onderwerp onder de aandacht breng.
Vooraan in het panel zit een nieuwsmijder die wel een uitzondering maakt voor het jeugdjournaal Karrewiet, omdat dit volgens haar een goede duiding geeft en niet focust op negatief nieuws. Een Nederlandse collega onderzoeker die zich specialiseert in nieuwsmijding legt uit dat mensen op zoek zijn naar nieuws dat voor hen waardevol is, naar nieuws dat mensen betrekt, ook mensen die buiten de grootsteden wonen ( het gigantische succes van de Boerburgerbeweging in Nederland maakte dat zeer duidelijk voor onze noorderburen). De hoofdredacteur in het panel toont zich vooral bezorgd om het niet onaanzienlijke deel van de bevolking – haast 1 op de 3 – dat afhaakt, het nieuws veelal als toxisch ervaart, te mijden dus.
De wantrouwer in het panel vindt het nieuws ook toxisch, maar is daarom geen nieuwsmijder. Hij heeft een ander discours dat hij tegenover dat van de traditionele nieuwsmedia wil zetten. Hij gaat voluit in discussie met de hoofdredacteur. Hij heeft het over ‘ex-kwaliteitskranten’ en kranten die in een eenzijdige fuik terechtkomen, bijvoorbeeld over het conflict tussen Rusland en Oekraïne. De hoofdredacteur pareert: voor mij is de vraag niet ‘waar ligt je fuik?’, wel: ‘waar ligt je ethisch kompas? Wie bepaalt de agressie?’ Gaandeweg verschuift het debat naar de coronaberichtgeving, een aantal mensen in de zaal zitten intussen op het puntje van hun stoel, klaar om op te veren.
Het debat belandt in de fase van dovemansoren. De hoofdredacteur verdedigt de uitwerking van de moeilijke opdracht die de krant had: berichten over een crisis in volle ontwikkeling met onderzoek in wording, dat bovendien erg gespecialiseerd was, dit in een tijd van ontreddering en met instanties die data voor zich hielden. De wantrouwer vindt dat de krant meer had moeten graven, en confronteert de hoofdredacteur met diens ingenomen standpunten in krantencommentaren, letterlijk. Een aantal mensen in de zaal maken hun instemming voelbaar. “Ik voel me geïntimideerd door jullie,” zal een student journalistiek later op de avond zeggen, “door jullie cynisch gelach en commentaren. Het staat een open gesprek in de weg.”
Een sereen gesprek op het podium wordt moeilijk. Vanuit de zaal schieten mensen hun pijlen af op het podium, gericht op de hoofdredacteur. Wat de hoofdredacteur zegt is geen antwoord voor de coronacritici in de zaal. “Wij voelen ons zeer gefrustreerd door hoe het eraan toeging in coronatijden. Voor ons bleef de herberg dicht,” probeert een vrouw uit te leggen aan de studente die opgemerkt had dat ze zich geïntimideerd voelde. De hoofdredacteur stelt dat het debat in de richting van een politieke discussie verschuift, dat het niet meer gaat over het vertrouwen in de media. Daar zijn enkele aanwezigen het niet mee eens. Het dovemansgesprek zet zich verder.
Pijnlijk? Gemiste kans? Of een illustratie van de kloof tussen een aantal burgers en de traditionele media, kloof die nu net het onderwerp uitmaakt van dit debat? Er gebeurt wel iets, vooral na afloop van de avond. Hier en daar geraken kleine groepjes mensen met zeer uiteenlopende visies in gesprek met elkaar. Kleine aanzetten tot dialoog, al dan niet met succes. De tongen komen los, de avond beroert.
Nee, deze avond houdt geen grote hoop in dat de kloof snel gedicht zal zijn. Maar niets van wat is, blijft onveranderd. De kloof kan nog groeien, de kloof kan ook afnemen. De tijd dringt, de fenomenen wantrouwen en afhaken zijn niet onschuldig, de polarisering nog niet op zijn retour.
Meer informatie over dit onderzoek is te lezen in de Journalist